Hoe noem ik jou?
Zoals het tromgeroffel tijdens een spannende act, roffelt de regen op de bladeren van de bomen alsof ze me iets wil aankondigen.
Ik vraag het haar.
Ik kom en ik ga.
Ik laaf en ik was.
Ik geef en verfris.
Planten zuigen me op en ik reis door hun aderen langs al hun cellen, om even later in mist weer te verschijnen en op te stijgen in de lucht en wolk te worden en als witte zeilschepen verder te reizen.
Ik verzamel mij in plassen die kabbelend beekjes en rivieren worden en die stromen naar de zee.
Noem mij maar water ook al verander ik steeds van vorm. Ik pas me steeds aan naargelang de omliggende omstandigheden.
Ik verander soms in witte hagelbollen of dwarrel dansend naar beneden als het sneeuwt. Soms zie je mij als lichtblauwe ijspegels aan de goten hangen die druppen in de zon.
Ik ben het huis van de vissen en de spiegel van de lucht. Ik blus de ergste branden en vul jouw lichaam met mijn vocht.
Ik ben niet wie je zegt dat ik ben.
Vandaag noem jij mij regen en morgen sneeuw dan zeg je dat ik mist ben of noem je mij een wolk. Een dauwdruppel of een traan.
Ik wil je nu vertellen dat ik niet ben hoe jij mij noemt.
Zoek voor mij geen naam en luister naar de duizenden drupjes die nu vallen.
Het geroffel op de bladeren betekent niets. Zoek er niets achter.
Geniet van het geluid.
Laat het jou verstrooien en uit je gedachten halen dan kom je in jouw stilte.
Daar ben ik ook in al het andere.
Alles is één ook al druppelen we met duizenden tegelijk.
Meditatie 4 oktober 2020