Het lichaam van Zijn
Er is altijd al bewustzijn geweest.
Ook al was er niets.
Vanuit het bewustzijn is de ontplooiing ervan ontstaan. Het leven ontrolt zich in haar werkelijkheid.
Het tijdstip waarop het iets uit het niets ontstond is niet te bepalen omdat er geen tijd bestond. De plaats waarop dat gebeurde is onbekend omdat er geen ruimte bestond. Het enige dat bestond was de kern, het zaad, de oorsprong, de bron waaruit alles zou ontstaan.
De geest.
Want al wat ontstond en al wat nog steeds ontstaat vloeit uit dezelfde bron van Zijn als een uit zichzelf ontplooiende werkelijkheid.
De wil om zich vormelijk te openbaren in een onbeperkte variatie van verscheidenheid is er altijd geweest. Al wat is, of het nu steen of vlees is, komt uit dezelfde bron en is uiteindelijk het lichaam van de zelfde eigenaar.
Zoals de volgroeide beuk zich uit dat kleine beukennootje ontwikkelde zo is alles uit dat zelfde oorspronkelijke zaadje van Zijn ontstaan en zo ontstaat nog steeds alles uit datzelfde oorspronkelijke zaadje. Al wat ontstaat en al wat uitdooft of vergaat is de natuurlijke beweging die luistert naar de wil en de ontplooiing van de enige eigenaar die wij het leven noemen. Anderen noemen dit God.
De schepping gebeurt niet buiten het lichaam van Zijn maar is het lichaam van Zijn.
Nochtans heeft Zijn helemaal geen lichaam nodig om te kunnen zijn en is Zijn steeds volledig geweest, ook al was er niets en alleen maar geest.
In de periode toen er onhoorbaar en onzichtbaar nog schijnbaar niets was, bestond het zaad van Alles reeds in het volle bewustzijn met de gedachte en de wil om zichzelf (haarzelf) te ontplooien in de schepping.
Zo kunnen we in elk onderdeel van de schepping het fundamentele Zijn terugvinden en is er een rode draad van karakteristieke eigenschappen in alle leven terug te vinden.
De natuur van het leven is levend en zelfs de aftakeling en de dood is daar een levend onderdeel van.
Dit zijn moeilijke begrippen voor de mens die gelooft dat hij pas ontstaan is bij de bevruchting van de eicel in de buik van zijn moeder en dat hij verdwijnt na zijn dood.
Met ons verstand kunnen we de grootsheid en de eenvoud van het leven nooit begrijpen.
Om mee van dit wonder te kunnen genieten moeten we ons door middel van de liefde verbinden met al het andere leven rondom (en in) ons.
Ons verstand is geconditioneerd om alles uit elkaar te halen wat bij elkaar hoort en het te benoemen alsof het aparte identiteiten zijn.
Het leven is één groot geheel dat niet te scheiden is. Één groot lichaam dat bestuurd wordt door één geest.
Ik ben de boom.
Ik ben de bloem.
Ik ben die vogel.
Ik ben jou.
Er bestaat maar één ik en dat is het leven zelf in haar ontelbare verscheidenheid.
Meditatie 25 juli 2021