Geheugenverlies
Stel je eens voor dat je uitschuift, met je hoofd op de harde grond terechtkomt en je bewustzijn verliest. Je ontwaakt in het ziekenhuis en lijdt aan totaal geheugenverlies. Je weet niet meer wie je bent, hoe je heet, hoe oud je bent, waar je woont, waar je bent, wie je kent. Je weet niets meer. Familie en vrienden komen je bezoeken en je herkent ze niet. Radeloos improviseer je een nieuwe identiteit waar je je krampachtig aan vasthoudt uit angst om opnieuw weg te schuiven in de leegte van je geheugenverlies. Doodsbang voor leegte.
Dit geheugenverlies kunnen we vergelijken met wat ons werkelijk overkomen is. Wij zijn volledig vergeten wie we zijn en hebben het contact met onze ware natuur en de wereld waarbij we horen verloren. We hebben ons verzoend met een geïmproviseerd beeld dat we ‘onszelf’ noemen, namelijk ons ego.
Onze ware natuur manifesteert zich in ons, door middel van gevoelens, en er ontstaat een dualiteit met wie we werkelijk zijn en wie we aannemen te zijn, het ego.
Jarenlang beschreef ik voor mezelf die dualiteit alsof ik in mij twee rivieren voelde stromen. De ene rivier bevatte zoet water en de andere rivier bevatte zout water en ze vloeiden in mij bij elkaar en vormden daar brak water. Noch zoet, noch zout. Ik voelde me noch vis, noch vlees. Deze dualiteit voelde steeds slechter aan en daardoor ben ik op zoek gegaan naar wie ik was.
De vier vragen die ik dagelijks stel:
‘Wie ben ik?’
‘Vanwaar kom ik?’
‘Wat doe ik hier?’
‘Naar waar ga ik?’
Het onduidelijke besef van mijn dualiteit was de bron van mijn fundamentele angsten en onzekerheden.
Zolang wij ons ego niet ontmaskeren, blijft het ons misleiden en zullen wij van de dualiteit tussen ons lichaam en onze ware natuur niet verlost worden.
Dankzij meditatie en hetgeen de Boeddhisten me leerden, ben ik erin geslaagd om mijn gedachten te overstijgen en ze te laten waar ze nuttig voor zijn. Ik leerde af te dalen, met de touwen van liefde, naar mijn ware natuur, die in de spelonken van mijn gedachten verborgen zat. Mijn hart. Mijn geestelijke hart. Daar kwamen de twee rivieren bijeen. De ene rivier ontsprong in mijn lichaam en die kende ik genoeg. Maar de andere rivier kwam uit een onbekende richting, een plaats voorbij mijn hart, en ik ging stroomopwaarts om te ontdekken waar ze ontsprong. Hoe verder ik ging, hoe meer licht uit het water naar boven borrelde, tot ik uiteindelijk in een lichtbron terechtkwam. Het was alsof ik in de zon stapte. Een zon van liefde. Een zon van éénheid.
De bron van het leven is het leven zelf. Het was geen bron, daar had ik mij steeds in vergist, want het leven kent geen begin en het kent ook geen einde. Mijn inzicht was de bron, het begin van het bewustzijn dat het leven een energie van liefde is. Onuitputtelijke, onsterfelijke liefde waar iedereen en alles aan mag deelnemen. Onze ware natuur is het leven zelf. Eén liefdesenergie.
Meditatie 23 oktober 2019